Dochter kan niet verplicht worden om mantelzorg te verlenen

Geplaatst op 26/01/2017

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 bepaalt of iemand in aanmerking komt voor ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie. Deze ondersteuning moet door de gemeente worden verstrekt. Geen ondersteuning wordt verleend als iemand met gebruikelijke hulp of mantelzorg voldoende zelfredzaam is. Gebruikelijke hulp is de hulp die mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Mantelzorg is hulp die voortvloeit uit een onderlinge sociale relatie en die niet beroepsmatig wordt verleend. Wie in aanmerking komt voor ondersteuning kan de gemeente vragen om een persoonsgebonden budget waarmee hij zelf de benodigde diensten of hulpmiddelen kan inkopen.

De Centrale Raad van Beroep heeft onlangs geoordeeld dat de gemeente niet mag bepalen of iemand mantelzorger is en op die grond ondersteuning weigeren. De procedure had betrekking op een dochter die tegen betaling huishoudelijke hulp aan haar moeder verleende. De moeder betaalde de hulp aanvankelijk uit haar persoonsgebonden budget, maar de gemeente trok dat met de inwerkingtreding van de Wmo 2015 in. Volgens de Centrale Raad van Beroep had de gemeente, voordat zij een besluit nam, moeten onderzoeken of de dochter bereid was om na 31 december 2014 met de hulp door te gaan zonder betaling. Uit eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep volgt dat iemand geen mantelzorger is als hij voor zijn diensten betaald wil worden. Dat gold onder de eerdere Wmo, maar geldt ook onder de Wmo 2015. Mantelzorg kan niet worden afgedwongen. De Centrale Raad van Beroep kende hulp toe in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Terug naar overzicht