Co-ouder heeft recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting
Belanghebbende, de heer X, heeft samen met zijn ex-partner een zoon. Het kind is geboren in 2009 en staat ingeschreven op het woonadres van zijn moeder. Tussen de ex-partners is een convenant co-ouderschap gesloten, waarin is bepaald dat de zoon tijdens de even weken bij X is en gedurende de oneven weken bij zijn moeder. In geschil is of de inspecteur de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting terecht heeft geweigerd. De inspecteur stelt dat slechts sprake kan zijn van het 'doorgaans tenminste 3 tot 3,5 dag per week tot het huishouden behoren' (zie HR 2 november 2001, nr. 36.588, V-N 2001/58.16) als dit binnen één week plaatsvindt.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de zoon gelet op de wekelijkse wisseling tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders behoort. X heeft dus recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, net zoals een ouder van wie het kind zijn verblijfplaats per halve week wisselt tussen de ouders. De Hoge Raad heeft niet een harde eis willen formuleren dat het verblijven in gelijke of vrijwel gelijke mate altijd per week moet plaatsvinden. Het beroep van X is gegrond.