Goede marktomstandigheden vereisen minder zekerheden voor lening

Geplaatst op 10/01/2017

Als een BV en een dochter-BV een lening overeenkomen in verband met een project waarvan de verwachtingen zeer gunstig zijn, leidt het ontbreken van zekerheidsstelling niet automatisch tot een volstrekt onzakelijke lening. Dit kwam naar voren in de volgende zaak voor Hof Den Bosch.

Een BV bezat een kwart van de aandelen in een dochter-BV. Medio 1997 had de BV een lening verstrekt aan deze dochter-BV. Volgens de leningsovereenkomst hoefde de dochter-BV geen zekerheid te stellen. De schuldeiser kon wel de resterende hoofdsom en rente en kosten direct opeisen als de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakwam, failliet ging, enzovoorts. Het hof oordeelde dat ondanks het ontbreken van een zekerheidstelling de lening niet volstrekt onzakelijk was. Gezien de marktomstandigheden op dat moment en de plannen van de dochter-BV zou een onafhankelijke derde misschien ook bereid zijn de lening te verstrekken. Deze derde zou wel een hogere rente eisen, maar ook in die situatie is de lening in principe zakelijk. Een fiscale rentecorrectie volstaat dan. De BV mocht echter haar vordering op de dochter-BV eind 2008 of 2009 niet fiscaal afwaarden. Het hof vond het uitblijven van vergunningen en het begin van een economische crisis daarvoor onvoldoende reden.

Terug naar overzicht